Paus Franciscus en de armoede

In hoofdstuk 24 van Mattheüs roept Jezus ons op tot solidariteit met minderbeelden. "Alles wat je voor één van deze minste broeders van Mij hebt gedaan, heb je voor Mij gedaan.’ , besluit Jezus.

Ook paus Franciscus spreekt in zijn boek De vreugde van het Evangelie over dit sociale aspect. Welke consequentie heeft deze oproep van Jezus voor de mensheid in haar geheel en voor ons als individu? Op elk van de zes zondagen in de vastentijd publiceren we een (aangepast) fragment uit dit boek.

Wat is solidariteit?

In Mc. 6, 37 zegt Jezus tegen zijn leerlingen: “Jullie moeten hun te eten geven”. Dit verzoek heeft twee kanten. Het vraagt van ons – de mensheid - samen te zoeken naar oplossingen voor de structurele oorzaken van de armoede en de integrale ontwikkeling van de armen te bevorderen. Het vraagt ook van ons als individu eenvoudige en dagelijkse blijken van solidariteit, als we concrete noden op onze weg tegenkomen.

Het woord ‘solidariteit’ is wat versleten en soms wordt het verkeerd geïnterpreteerd. Het houdt meer in dan zo af en toe een daad van edelmoedigheid. Het vraagt om een nieuwe mentaliteit, die denkt vanuit de gemeenschap, die een menswaardig leven voor velen belangrijker vindt dan het zich toe-eigenen van goederen door enkelen.
Beschikbare goederen zijn voor iedereen bestemd. Deze sociale functie van eigendom gaat vóór privébezit. (Toename van) privébezit is pas gerechtvaardigd voorzover dit het algemeen belang dient. Voor wie dat ziet, is solidariteit een spontane reactie, een beslissing om aan de arme terug te geven wat hem toekomt.

Wanneer deze overtuiging over solidariteit groeit en in de praktijk gestalte krijgt, maakt ze de weg naar andere, structurele veranderingen mogelijk. Een verandering van structuren zonder deze mentaliteitsverandering, maakt dat diezelfde structuren vroeg of laat corrupt, onderdrukkend en inefficiënt worden.
 

Naar: Paus Franciscus, De vreugde van het Evangelie, paragraaf 188-189, LICAB, Brussel 2014