Het pastoraat van pastoor Jurgens (1889-1901)
Het begin
Tijdens zijn pastoraat werd Jurgens onmiddellijk geconfronteerd met de aanwezigheid van gebruiken en folklore, die zo typisch zijn voor kleine, besloten gemeenschappen. Ze stonden hem echter niet aan. Daartoe behoorden dansen op zon- en feestdagen in herbergen, de kermis, die vele jongeren uit Tilburg aantrok, "meestal het grootste schuim", het losschieten bij de ondertrouw en de boerenovertrek. Bij al deze gelegenheden werd er veel gedronken, zowel door jongens als door meisjes.
Ook het gildeleven, waarvan het drinkgelag - vooral op de teeravond - een wezenlijk onderdeel uitmaakte, moest het o.a. in Jurgens’ preken ontgelden. Zo weigerde hij een overleden lid van de Ambrosiusgilde volgens gildegebruik in Esbeek te begraven. Behalve de Ambrosiusgilde werd door Jurgens’ toedoen ook de Nicolaasgilde ontbonden.
Het geestelijk welzijn van de bevolking
Als tegenwicht tegen de volgens hem vele misstanden op zedelijk gebied probeerde hij op vele manieren de godsdienstzin te bevorderen. Voor en na schooltijd werd er voortaan een Weesgegroet gebeden. Hij initieerde broederschappen en congregaties, zoals de H. Familie, de Broederschap van het Apostolaat des Gebeds en van het Goddelijk Hart van Jezus. Hij stimuleerde bedevaarten, vooral die naar Kevelaer.
Daarbij was hij, gesteund door zijn afkomst, royaal in de bedeling. Hij bezorgde (vooral) de kinderen kerkboekjes en onthaalde vrome lieden op de pastorie met eten en drinken.
Het tijdelijk welzijn van de bevolking
Pastoor Jurgens heeft op zijn specifieke en eigengereide manier veel gedaan om het gehucht Esbeek uit zijn isolement te halen en de bevolking te emanciperen. Zo droeg hij 75% van de kosten bij voor de aanleg van een klinkerweg van Hilvarenbeek tot aan de school in Esbeek.
Ook het onderwijs had zijn aandacht. Hij wist gedaan te krijgen dat er goede schoolboeken kwamen, dat het schoolverzuim en de afwezigheid bij catechismuslessen werd aangepakt. Als hij merkte dat er op school kinderen ontbraken, stapte hij onmiddellijk naar de ouders om hen ter verantwoording te roepen.
Dankzij Jurgens’ invloed bij de provincie werd ook Esbeek voorzien van een brandspuit en een brandspuithuisje. Hij werd initiatiefnemer en later geestelijk adviseur van de Christelijke Boerenbond.
Het einde (1901)
Op dringend verzoek van Jurgens zelf kreeg hij in 1901 van de bisschop van 's-Hertogenbosch ontslag als pastoor te Esbeek. In hetzelfde jaar werd hij benoemd tot pastoor in Hilvarenbeek. Daar overleed hij in 1916. Hij ligt begraven op het kerkhof aan de Doelenstraat.