Opstaan en ontluiken

opstaan en ontluiken

Gust Jansen

Jezus leeft, Hij is verrezen… Vorige week - en eigenlijk nog steeds - vierden we Pasen en we zongen, staande tijdens de paaswake:
‘Dan zal ik leven...' 

Pasen, feest van wakker worden, opstaan…, in opstand komen tegen alle angst…

’s Morgens opstaan… dat lijkt vanzelfsprekend, maar dat is het niet voor iedereen, net zo min als slapen. Er zijn mensen die niet kunnen opstaan; heel ziek zijn ze, of gehandicapt. En er zijn er die niet op hoeven te staan: er wacht niemand op hen. Daarom lukt het hun soms niet op te staan. Waarom zouden ze ook: niemand heeft hen nodig. Of ze zijn angstig, bang van het leven, vol angst voor mensen, en dus ondernemen ze niets en sluiten ze zich af.

In zo’n stemming zitten de apostelen bijeen: de deuren op slot uit angst voor de Joden; de luiken gesloten, bang om zich te vertonen aan de buitenwereld.

Mensen die rouwen om een groot verlies, hebben de neiging zich op en af te sluiten; ze ontvluchten anderen soms, ze mijden de straat en de winkels. En het is voor de meesten een hele stap alleen het dorp of de stad in te gaan en zich weer te laten zien bij de vereniging waar ze eerst altijd met zijn tweeën kwamen.

‘Je moet opstaan en erop uittrekken’, zeggen anderen goedbedoeld, maar wie diepbedroefd is of volop leeft met angst zegt: daar ben ik nu nog niet aan toe.

De apostelen waren er in elk geval ook nog niet aan toe. En langzaam groeit bij hen het paasgeloof, het geloof dat Jezus leven niet mislukt is. Langzaam groeit in hen de gelovige zekerheid dat Hij leeft, in hun midden.

We hebben de Heer gezien, Hij leeft, weten ze Thomas daarna enthousiast te melden, maar die gelooft het niet. Die moet het eerst zelf zien; er wordt zoveel gezegd…

En dat spreekt ons aan, denk ik, want dat is tenminste nuchtere praat… Dat kennen wij: zolang ik niet zeker weet dat het iets uithaalt, zet ik niet de eerste stap; zolang ik nog verhalen hoor over geld dat aan de strijkstok blijft hangen, geef ik nergens aan; zolang ik de foto’s niet zelf gezien heb, kan ik niet geloven dat de tumor in mijn lijf helemaal weg is…

Wij hebben de Heer gezien, zeggen ze; maar Thomas zegt: je kunt me nog meer vertellen…

Als geloven is: iets aannemen op gezag van een ander, dan is Thomas inderdaad een ongelovige; maar als geloven een voortdurende worsteling is, dan is Thomas daarvan een heel goed voorbeeld. En de anderen gunnen Thomas zijn bedenktijd. Hij mag op zijn manier tot geloof komen. Ze laten hem niet vallen; en eenmaal door de twijfel heen en door Jezus over de streep getrokken belijdt hij uit de grond van zijn hart: “Mijn Heer en mijn God!”

En samen met de anderen wordt hij erop uitgezonden.

Ze moeten opstaan, deuren openen, luiken openen, muren afbreken, uit hun isolement komen, mensen uit hun isolement halen en vrede brengen door mensen vol barmhartigheid met elkaar te verzoenen en hen te vergeven.

En net als zij moeten ook wij opstaan en ontluiken, muren afbreken en deuren openen naar elkaar…: onze barmhartigheid laten spreken!

Printversie