Eten uit Gods hand

Verloren zoon

Steven Barberien

Jezus vertelt graag parabels. Door aan het verhaal van gewone mensen iets bijzonders toe te voegen krijgt het plot een heel onverwachte wending. Onverwacht, maar toch heel herkenbaar! Met zo ‘n verhaal ga je het verhaal van jouw leven plaatsen in het licht van Gods boodschap! En zo krijg je glashelder inzicht.

Wat Jezus vertelt, komt niet zomaar uit de hemel vallen. Er is altijd een gegronde aanleiding toe. Wanneer Hij geconfronteerd wordt met menselijke kleinheid of kleinzieligheid heeft hij het niet over grote moeilijke theologische zaken maar vertelt hij een verhaal. Zo’n parabel, vertelsel, heeft in zich een schat aan waarheid, die naar boven komt naarmate je het begrijpt of - beter - wilt begrijpen.

De farizeeën en de Schriftgeleerden waren weer eens aan het morren over de tafelmanieren van Jezus’ leerlingen. Die vissers en boeren hadden niet de verfijnde  manieren van hooggeschoolden, maar ook zij wisten zeker wel dat tollenaars en zondaars niet de ideale tafelgenoten waren. Iedereen wist dat zulke ‘onreine’ figuren het eten, de maaltijd en de gasten zouden ‘besmetten’. Wie door de samenleving was afgeschreven, en naar hun mening ook door God, die hoorde helemaal niet aan tafel te zitten. Samen eten veronderstelt een band en met zulke mensen kon je geen band hebben.

En dan komt dit verhaal van een zoon die varkenshoeder wordt. Dat is nog veel erger. Het laagste van het laagste. Een in Gods oog vervloekte… Deze uitgestotene is geen slachtoffer of gedupeerde maar heeft zijn weg zelf gekozen… Dat maakt het nog eens erger! Toch wordt deze door de vader weer opgenomen in de gemeenschap van de tafelgenoten. Meer nog, het gemeste kalf moet eraan geloven om hem het middelpunt van een groots feestmaal te laten zijn. Niet te geloven! Ook niet voor die andere zoon. Voor hem was zijn broer niet alleen dood, maar zelfs onbestaand, alsof die nooit geboren was. Echt vervloekt. Hij spreekt van “die zoon van u”, in plaats van over “mijn broer”. ’t Is de vader die hem daarop moet wijzen, buiten het huis, vér van de tafel. De jaloerse zoon heeft zich gedistantieerd van het gebeuren. Maar de vader zegt: “Alles wat van mij is, is ook van jou!”

Ook al denken we dat we niets te maken hebben met deze of gene; al menen we dat we geen verantwoordelijkheid hebben voor deze of gene die weggelopen is of zijn eigen domme wegen gaat…, God leert ons dat wat van Hem is, ook van ons is. Zijn zorg houdt niet op bij de voordeur van zijn huis. Hij is bereid naar buiten te treden en te omarmen wie ‘vervloekt’ is door zichzelf of anderen… en zo moeten wij dus ook doen!

Door deze parabel van farizeeërs en Schriftgeleerden van toen én nu leert Jezus ons dat God inderdaad ons hart wil verruimen. Misschien moeten we weer leren te eten van wat Gods hand ons aanreikt. ’t Is echt voeding voor lichaam en ziel die Hij ons geeft. Een feestmaal dat tot nieuw leven leidt.

Printversie