De onvruchtbare vijgenboom

de onvruchtbare vijgeboom

Gust Jansen

D’r kwamen dus enkele mensen Jezus vertellen wat er gebeurd was, in Galilea: een aantal joden had er de dood gevonden, door Pilatus. Men zegt: dat moet de straf van God zijn. Ze zullen wel flink hebben gezondigd.
Ze vertelden ook over Siloam, waar mensen – in het volle leven nog – gedood werden. “Ze zullen het er wel naar gemaakt hebben”, was toen de publieke opinie. “Als er een God bestaat, had Ie dan niet kunnen ingrijpen; of is dat Zíjn manier van met het leven omgaan?”

Tegen dit soort denken horen we Jezus protesteren. Denken dat God mensen allerlei ellende in stuurt, als straf voor gemaakte fouten;
of denken dat Hij bijna plezier heeft in het verdriet van mensen, omdat ze niet beter verdienen, zoiets is helemaal verkeerd gedacht.

Deze gedachten over een straffende God, die bij veel mensen leefden – en soms nog wel eens leven – is in strijd met de Bijbelse boodschap en doet in geen geval Gods naam eer aan, die is: 'Ik zal er zijn voor jou'!

In de Bijbel wordt God voorgesteld als een barmhartige vader, die het lijden eigenlijk ook niet kan aanzien: “Ik heb de ellende van mijn volk gezien," zegt Hij tegen Mozes, "Ik heb hun jammerklachten gehoord. Ik ga mijn volk bevrijden uit Egypte…”
En die barmhartige en bevrijdende God wérkt met mensen, zoals Mozes en vele anderen, toen en nu, wier leven vrucht draagt door hun inzet en liefde voor gewone mensen.

En wat doet God met mensen wier leven geen vrucht draagt, die zich nooit voor iemand inzetten, nergens voor warmlopen, integendeel: anderen kleineren of dwarszitten?
… Gauw afschrijven? - net als wij – een snel oordeel klaar: die deugen niet, nu niet en nooit niet? …. en dus omhakken, omdat ze ons alleen maar ergernis bezorgen...?
Néé, zegt God bij monde van Jezus, kijkend naar een dorre vijgenboom; je moet geduld hebben en blíjven hebben, met elkaar, en blijven geloven in het leven, en in beterschap.

Geduld waarover Jezus sprak, zag ik ook bij die man die zijn vader ging verliezen. Te druk met zijn zaak zat ie uren aan het sterfbed van degene van wie hij het leven kreeg: om hem te troosten, wat te vertellen of te zwijgen, er gewoon maar te zijn… Voorbije week vertelde ie me hoe vroeger de rollen waren omgekeerd, toen hij als kind doodziek was. Toen zat ie, nog in de fleur van zijn leven – eigenlijk geen tijd voor een ziek kind – aan zijn bed om hem voor te lezen, te troosten of te strelen, er gewoon maar te zijn…, tot het uiterste hopend… en biddend om overlevingskansen…

Ofwel met geduld er zijn als kinderen voor hun ouders, als ouders voor hun kinderen, als mantelzorgers voor mensen die vandaag de dag hulp nodig hebben en die niet altijd meer zomaar krijgen. We worden opgeroepen er te zijn voor elkaar, vandaag de dag…

“Geduld hebben dus, geloven in beterschap”, zegt Jezus, omdat het léven ervan afhangt.

Printversie