De dood als overgang naar eeuwig leven

Trap naar het licht

Marc Massaer

Broeders en zusters in Christus,

Zonder iets te bezitten word je geboren en zonder iets mee te nemen verlaat je dit leven. Zo vluchtig als de bloe­men in de zomer bloeien en dan weer verwelken, zo vluchtig is een mensenleven. De maat van ons leven is zeventig of - als we heel sterk zijn -  tachtig, zegt de psalmist. Hebben we nog iets te verwachten na de dood?

Sommigen zeggen: er is nog nooit iemand teruggekomen om ons daarover iets te vertellen. Maar dan vergeten ze dat Jezus is verrezen en Maria over de gehele wereld is verschenen met een verrezen lichaam. In pastorale gesprekken hier en daar hoor je ook in onze tijd getuigenissen van mensen die in aanraking zijn geweest met het leven na de dood. Een man die in coma ­raakte, zei dat hij tot aan de grens van het andere leven was geweest. Eerst moest hij door een lange tunnel, totdat hij uiteindelijk bij een groot licht kwam. Daar vond hij het zo mooi, er was zoveel vreug­de en vrede, dat hij niet naar dit aardse tranendal terug wilde. God stuurde hem toch terug, omdat zijn taak hier op aarde nog niet voltooid was.
Hoe goed wij het hemelse leven ook in aardse beelden kunnen beschrijven, steeds schieten onze woorden hierin te­kort. Vroeger werd er gezegd: je kunt in de hemel rijstpap met gouden lepels eten. Allemaal aardse beelden maar hoe het leven er precies uitziet, weten we niet. Wel weten we dat de mensen daar voor eeuwig gelukkig zijn.

In de tijd van Jezus was er ook al discussie over de verrijzenis. De Sadduceeën geloofden niet in de verrijzenis; daarom probeerden ze Jezus met een strikvraag te pakken. Maar Jezus laat zich niet vangen en zegt dat er in de hemel niet meer gehuwd wordt. De kern van alles is de verrijzenis na de dood voor diegenen die geloven in Jezus. Als Jezus niet verrezen is, zou het hele evangelie maar een sprookjesverhaal zijn. Maar zo is het niet: Jezus is verrezen. Hij heeft zelfs gezegd: "Wie mijn vlees eet en mijn bloed drinkt, heeft eeuwig leven en ik zal hem doen opstaan op de laatste dag". Op zijn woord vertrouwen wij erop dat Hij zijn belofte eenmaal ten uitvoer brengt. Onze God wil ons het volle leven schenken, hier maar ook na de dood. Onze God is geen God van doden, maar van levenden. De God van Abraham, Isaak en Jacob laat zijn uitverkorenen niet in de steek, maar laat hen delen in het volle leven van God zelf.

Het geloof in het leven na de dood is niet alleen een christelijke maar ook een Joodse visie. Dat hoorden wij in de eerste lezing uit het boek Makkabeeën, waar zeven broers hun leven geven in de hoop op de verrijzenis.

Waar de dood in geloof wordt aanvaard als een overgang naar het eeuwig leven, daar kan men met Franciscus van Assisi zelfs spreken over "Broeder Dood", en zich met hem verzoenen. Bovendien is iemand die gelooft, nu al overgegaan van de dood naar het leven. Dit komt ook duidelijk tot uiting in de uitvaartliturgie bij de prefatie van de overledenen. "In onze angst, omdat wij moeten sterven, troost ons uw belofte dat wij eens onsterfelijk zullen zijn met Hem. Gij neemt het leven, God, niet van ons af, Gij maakt het nieuw, dat geloven wij op uw woord.”
Als we dat geloven, dan weten we dat we iets moois van ons leven moeten maken.

Printversie