Allerheiligen

Allerheiligen, Heilig in de ogen van God

Gust Jansen

Dezer dagen valt het blad van de bomen; de natuur is aan het afsterven; de avonden worden donker en kil. In dat donkere jaargetijde, begin november vieren we traditiegetrouw Allerheiligen en Allerzielen; we staan stil bij hun leven en sterven.

Steve Jobs, oprichter van computerbedrijf Apple, stelde eens dat de dood de beste uitvinding van het leven is. De dood zet je er immers toe aan werk te maken van ’n creatief en zinvol leven.

De mensen, die wij dezer dagen gedenken hebben voor ons wellicht zo geleefd.

Met Allerheiligen denken we niet alleen aan de officiële heiligen van de kerk – iemand noemde hen eens “de heiligen met vergunning”- , maar aan heel die onafzienbare stoet van mensen, die op onopvallende wijze voor anderen hebben gezorgd, naar anderen hebben omgekeken en waar nodig voor hen hebben gestreden.

Deze dag herinnert ons aan allen die trouw zijn gebleven aan hun diepste overtuigingen en die ons de tijden door kunnen bemoedigen om dezelfde weg te gaan in het voetspoor van die Man van Nazareth.

Uit de lezingen spreekt de overtuiging, dat God juist déze vasthoudendheid op waarde zal schatten.

“Heiligen en heilig”… Voor jonge kinderen zijn dat vandaag de dag vreemde woorden. Wanneer ik over hen vertel, laat ik de kinderen stil staan bij dat woordje “heilig”. Ik zeg dan, dat je daarin ’t woordje “heel” kunt terugvinden; en de “g” is van “heel Góede mensen; goed in de ogen van God”. Het zijn mensen die wij daarom als kerk op ’n voetstuk hebben geplaatst: eigenlijk gewone mensen, als voorbeelden; gewone zielen.

Vandaag gedenken we hén, maar ook alle zielen… Gewone mensen die ons dierbaar zijn geworden. Voor ons: zalige mensen!

Jezus’ zaligsprekingen mogen we verstaan als uitnodiging tot ’n bepaalde levenshouding – zij zijn geen spoorboekje voor ’t bereiken van de status van heilige. Het is ’n oproep tot ’n andere levensstijl, een die spoort met Gods bedoelingen, waarbij we worden aangesproken op onze vrije wil:

’n Mens kán zich afkeren van ’n doodlopende weg. ’n Mens kán weerstand bieden aan zijn of haar tekorten. ’n Mens kan zich te weer stellen tegen dood en verderf.

In Gods ogen zijn wij niet genadeloos overgeleverd aan allerlei vernietigende machten en krachten, niet bestemd ten kwade, niet geschapen voor de dood. In Gods ogen zijn wij geroepen om te léven, en anderen te laten leven.

Vandaag gedenken wij alle heiligen, alle zielen en alle dierbaren, die ons hierin zijn voorgegaan…