Wie zijn leven durft te verliezen, zal het vinden

Cees Remmers

Cees Remmers

Het bedrijf van mijn vader was aan de Ringbaan Noord nummer 7; het woonhuis ernaast had nummer 9. Maar de postbode deed alles in de bus van de zaak en sloeg nummer 9 altijd over. En dus kwam mijn vader
elke vakantie, als ik al een paar dagen thuis was, rond koffietijd de keuken binnen met twee enveloppen van het Klein Seminarie. Die hield hij tegen het licht en dan zei hij tegen mijn moeder: "Deze is voor jou en deze voor mij." Hij gaf mijn moeder het rapport en zelf bekeek hij de rekening van het kostgeld... Daarna ruilden ze...

Ze mopperden nooit... als ik mijn best maar had gedaan... Een echt studiehoofd kon ik niet zijn, want, zei ons moeder: "Onze Cees hee geen zittend gat..." En mijn vader zei ooit, het rapport van boven naar onder bekijkend: "Ik zie het wel weer: hoe lager ge komt, hoe hoger de punten..." En dat klopte: boven stonden de punten voor de vreemde talen en de wis- en natuurkunde en wat lager punten voor muziek, opstellen schrijven, gymnastiek. declameren en voordracht...

Daar scoorde ik hoge punten: ik kon geen jaartallen onthouden maar kende wel hele gedichten van buiten... Sommige nu nog, omdat ze grappig waren, zoals: 'Ik zit mij voor het vensterglas onnoemelijk te vervelen; ik wou dat ik twee hondjes was, dan konden wij samen spelen.' En van andere heb ik flarden onthouden, omdat ik ze zo mooi vond, bijvoorbeeld: 'Ik zal de halmen niet meer zien, noch binden ooit de schoven, maar doe mij in de oogst geloven, waarvoor ik dien.'

En aan deze laatste regels moet ik denken, nu ik Jezus in het zicht van zijn naderende dood hoor zeggen: "Als de graankorrel niet in de aarde valt en sterft, blijft hij alleen, maar als hij sterft brengt hij
 rijke vruchten voort..."

Pas als een graankorrel in de aarde wordt begraven, begint er een wonderlijk proces: sterven om te leven. Daarmee zegt Jezus iets over leven na de dood maar ook iets over leven vóór de dood: Hij vraagt ons om
ons leven vruchtbaar te maken of, zoals hij het zegt: als je leven je lief is, geef het dan weg...

Iemand die zijn leven weggaf, vertelde ooit op de tv hoe hij acht jaar lang iedere dag ‘s morgens , ’smiddags en vaak ook nog ‘s avonds naar zijn dementerende vrouw ging in het verpleeghuis om te helpen bij
het eten, samen foto’s te bekijken...Honderd keer dezelfde honderd foto’s en altijd hetzelfde rondje door de tuin. "Ik had maar weinig tijd voor mezelf, maar ik heb er nog geen dag spijt van. Nu zij gestorven is, ga ik nog elke week een of twee keer naar datzelfde verpleeghuis om andere bewoners te bezoeken en zo nodig een helpend handje toe te steken. Ik heb mijn eigen leven opgegeven maar er heel mooie dingen voor teruggekregen." Die man was een levende illustratie van wat Jezus bedoelt, als hij zegt: Wie zijn leven durft verliezen, zal het vinden.

En misschien moeten we deze woorden ook als Kerk ter harte nemen... Misschien moeten we als Kerk ons oude leven durven verliezen om een nieuw leven te vinden. En dus zou de Kerk veel van haar oude zekerheden moeten durven verliezen, haar oude verroeste waarheden durven opgeven, alle vrome maar versleten woorden begraven... Onze Moeder de Kerk zal zelf moeten doen wat ze anderen altijd heeft voorgehouden: dat je je oude leven moet durven verliezen om nieuw leven te vinden... Maar dat vraagt van onze Kerk de durf en het vertrouwen om te geloven dat in haar sterven nieuw leven woont. Want ook voor de Kerk kan het pas Pasen worden na de pijn en de donkerte van Goede Vrijdag...  In die zin is het oude gedicht van Roland Holst voor mij ook tot een gebed geworden: 'Ik zal de halmen niet meer zien, noch binden ooit de schoven, maar doe mij in de oogst geloven, waarvoor ik dien.'