Weids dromen, groots hopen

Ontbottende vijgenboom

Steven Barberien

Nu het einde van het liturgisch of kerkelijk jaar nabij is, komen in de lezingen schrikbarende woorden op ons af. Jezus spreekt over het einde van de wereld zoals wij die kennen, met een dubbele boodschap. Van de éne kant zegt Hij: alles gaat naar de verdoemenis en aan de andere kant: alles komt wel goed, er komt iets nieuws.

De afgelopen weken was het extreem zacht weer en links en rechts zag ik tussen de bladverliezende bomen een kerselaar in knop staan en zelfs enkele bloesems tevoorschijn toveren… Herfst en lente lijken te vergeten dat er ook zoiets als winter bestaat. Die winter is toch wel essentieel in de cyclus van de seizoenen, en wees gerust: in meer of mindere mate zal die komen…

Het is een beetje als met de kerkgemeenschap. Ook wij zijn veel blad aan het verliezen. De grote, mooie zomer van het Rijke Roomse Leven ligt achter ons. De takken van het geloof worden kaal. We beseffen dat we ons moeten opmaken voor de winter. We zien wereldwijd dat de vervolging van onze christenbroeders en -zusters een steeds grotere omvang heeft. Meer en meer mensen op de vlucht. 

De tijd van de profeet Daniël lijkt terug te komen. Geloven is niet vanzelfsprekend meer. Velen maken uit vrije wil andere keuzes en velen worden gedwongen die te maken. Kortom, best verwarrend zo voor ons…

Maar dan klinken toch ook die woorden van Jezus, die ons moed en vertrouwen geven: “Let op de tekenen! Als de twijgen zacht worden en beginnen te botten is de zomer in aantocht!”

Ik heb het altijd heel frappant gevonden dat Jezus spreekt over de zomer die in aantocht is. Waarom zegt Hij niet ‘de lente’? Dat is toch logischer? Hij gebruikt toch een beeld dat doet denken aan de lente? Maar zoals altijd is ook dit weer een heel bewuste keuze van Jezus! 

Het is alsof Hij zeggen wil:
Als je hoopt, hoop dan groots. Als je droomt, droom dan weids.
Neem geen genoegen met halve dingen, ga voor het beste, streef naar het hoogste!

Als wij, gelovige mensen, daaruit nu eens lessen zouden trekken, dan zouden we de ‘winter’ van onze kerk niet zien als het einde. Dan zouden we geen genoegen nemen met ons te laten indommelen in een spirituele winterslaap, maar actief bezig zijn, kijkend naar alle kleine tekenen, naar het botten van de twijgen bij elke doop, elke vormeling van volgende week, elke prachtige zondagsviering…

Als we zo kijken, zien we niet slechts de lente komen maar durven we hoopvol dromen van een stralende zomer, kunnen we werken aan een toekomst waar alleen de Vader nu al weet van heeft…

Printversie