Vertekend beeld van de werkelijkheid

Gust Jansen

Gust Jansen

Nicodemus was een wetgeleerde, die een vertekend beeld had van Jezus. Jezus was heel anders dan men in zijn kring, de kring van wetgeleerden, vertelde. In dat milieu kon hij geen goed doen. Ze vonden dat hij het niet zo nauw nam met de wetten en het volk de verkeerde dingen leerde.  

Nicodemus (die naam betekent 'overwinnaar') doet zijn naam eer aan en weet zichzelf te overwinnen als hij Jezus gaat opzoeken. Hij komt -zegt Johannes - in het donker naar Jezus, omdat hij niet gezien wil worden, maar ook omdat hij zelf nog in het donker leeft en het ware licht in zijn leven nog niet gevonden heeft. Hij was niet de enige die nog in het duister leefde: “Het licht was in de wereld gekomen”, zo begint Johannes zijn evangelie, “maar de mensen hielden meer van het duister dan van het licht”.

Vaak hebben ook wij een vertekend beeld van de werkelijkheid: we zien wat we willen zien, horen wat we willen horen, denken wat men denkt. Of je hoort iets zó vaak zeggen, dat je het nog gaat
geloven ook: als je werken wilt, vind je wel een baan; wie arm is kan niet met geld omgaan; verslaafden zijn mensen zonder ruggengraat; de stijgende criminaliteit is de schuld van de buitenlanders; de onkerkelijkheid ligt aan de gelovigen, niet aan de kerk; het is niet onze schuld, die ruzie in de familie, die anderen willen geen kant op... Inderdaad: ook wij hebben vaak een vertekend beeld van de werkelijkheid en leven daardoor in het donker.

Nicodemus, vertelt Johannes, komt uit het donker en gaat op zoek naar Jezus. Door die ontmoeting gaat hij Jezus heel anders zien. Hij gaat Hem zien als Licht der wereld en dankzij Hem komt heel het leven in een ander licht te staan. Hij wordt - lezen we in het evangelie - opnieuw geboren.

Ook wij komen uit het donker, worden andere mensen, worden opnieuw geboren, als we zouden kijken met de ogen van Jezus. In Jezus’ ogen is Zacheus geen schurk, maar een bange mens, die graag gezien wil worden; in Zijn ogen is de overspelige vrouw niet iemand die gestenigd moet worden, maar iemand die om een nieuwe kans vraagt en vergeving verdient. Hij ziet in de Samaritaan geen tweederangs jood maar een voorbeeld voor anderen; zieken zijn in Zijn ogen geen mensen die door God zijn gestraft, maar mensen die geholpen moeten worden. En ons leven is geen reis zonder doel, maar een reis naar het huis van de Vader.

Hij keek anders tegen mensen en het leven aan en vraagt aan elk van ons, die vaak een vertekend beeld hebben van de werkelijkheid, dat ook te doen.