Nuttig-en

Vijf broden en twee vissen

Steven Barberien

Vroeger werd er traditiegetrouw na het slachten van een varken of een rund een stuk vlees naar de pastoor gebracht. Dit was een heel Bijbels gebaar, al zal men dat waarschijnlijk niet geweten hebben. Bij de Joden was het al goed gebruik een deel van de eerste oogst bij de priesters te brengen. Het was een teken van dankbaarheid jegens God vanuit het besef dat het leven en alles wat het biedt, uiteindelijk een gave van God is.
Ik zal het niet afslaan wanneer iemand iets naar de pastorie komt brengen, maar dit is zeker geen pleidooi om dat gebruik weer in te voeren… Ik wil alleen maar duidelijk maken waarom die man uit de eerste lezing bij de profeet Elisa aankomt met zijn eerstelingenoffer van twintig broden en wat vers koren.

Dan doet Elisa eigenlijk iets wat niet hoort: hij geeft het offer weg aan anderen. En daarmee doet hij iets wat in het Evangelie nog versterkt wordt: godsdienst moet namelijk altijd zichtbaar vertaald worden in mensendienst. Daarbij valt op dat het niet om veel of om grootse dingen moet gaan. In het Evangelie is er sprake van slechts vijf broden en maar twee visjes.
Wat je voor mensen kan doen, moet je niet in het vele of in het grote zoeken.

Als mensen ziek zijn, in de problemen zitten of een dierbare verloren hebben, dan vinden we het soms moeilijk erop af te stappen. “Wat moet ik zeggen? Hoe zal men reageren op mijn bezoek? Stel dat ik iets verkeerds zeg of dat men gaat huilen? Wat moet ik dan doen?”
Dat zijn de vragen die iedereen zich wel eens stelt als hij met lood in de schoenen ergens aanbelt of een ziekenkamer binnengaat. Dikwijls vinden we dat heel eng en lastig om te doen. We moeten echt wel een hoge drempel over…

Toch is er naderhand naast opluchting altijd een zekere voldoening wanneer iemand zijn verhaal eens kwijt kon, zelfs als er in een gesprek eens tranen mochten vloeien. Ook al heb je dan misschien weinig of niets gezegd, alleen maar geluisterd, en ben je letterlijk en figuurlijk met lege handen gekomen…, heel vaak zijn dat de momenten waarop er, net als in het Evangelie, heel veel wordt gedeeld, omdat het uit een goed hart komt.

Na het wonder van het delen trekt Jezus zich terug want Hij merkt dat ze Hem tot ‘broodkoning’ willen uitroepen. Mensen zijn vaak op zoek naar hun eigen profijt. Hoe kunnen we die Jezus, die brood vermenigvuldigt, bij ons houden, want dat is wel makkelijk zo! Waarvoor kunnen we Hem nog gebruiken, misbruiken…? Waar heb ik God voor nodig? Wat voor nut heeft mijn geloof? Wat levert het me allemaal op?
Wie zo denkt, zit met een enorm probleem! Dit soort zaken kan je niet uitdrukken in termen van ‘voordeel’ of ‘nuttigheid’. Het is vooral een zaak van liefde en vertrouwen. En dus zou de maatstaf niet mogen zijn: “Wat heb ik eraan?” Want als het goed is, heb je niet iemand lief omdat je hem nodig hebt, maar heb je iemand nodig omdat je hem liefhebt.
En ook al is alleen maar de volgorde van die twee woordjes omgedraaid, in de praktijk maakt dat een hemelsbreed verschil.

Je hebt niet iemand lief, omdat je hem nodig hebt;
je hebt iemand nodig, omdat je hem liefhebt.
Je gelooft niet in Jezus, omdat je Hem nodig hebt;
je hebt Jezus nodig, juist omdat je in Hem gelooft!
Broodnodig…

Printversie