Koninklijk doen en laten

Gust Jansen

Gust Jansen

Vandaag heeft de profeet Ezechiël het over een koning die de trekken heeft van een goede herder. Het gaat over een zorgzame herder, die zijn kudde bij elkaar houdt, het afgedwaalde schaap gaat zoeken, het meest malse gras en frisse drinkwater zoekt, de zwakkeren in de kudde beschermt. Hij heeft het ook – en dat is verrassend – over een herder die rechtspreekt.

Zo'n rechtsprekende herderskoning speelt ook in het evangelie van Mattheüs een grote rol. De criteria die deze koning hanteert om zijn kudde te
schiften, zijn heel bijzonder. De koning heeft een specifieke groep mensen op het oog. De manier waarop er naar deze mensen is omgezien, hoe ze
behandeld zijn, is de maatstaf. Hij noemt ze 'de geringsten'. Concreet gaat het over mensen die honger of dorst hebben, geen kleding, die gevangen
zitten, tot de vreemdelingen horen of ziek zijn.

Als je dit rijtje hoort, denk je misschien: "Dit gaat niet over mij", want anno 2014 zijn het in onze ogen misschien mensen die bijvoorbeeld afhankelijk zijn van een voedselbank, haveloos geklede daklozen, gedetineerden, illegale werknemers of mensen in zieken- of verpleeghuizen. Maar
mogelijk vergissen we ons daarin. Want vroeg of laat kan het zomaar gebeuren, dat ook wij opeens tot deze 'geringsten' gerekend kunnen worden...

Wat een zegen als er mensen zijn die je dan als mens behandelen: naar je omzien, je uitleg geven, geruststellen, een veilige plaats bieden, dingen vo
or je regelen, nabij zijn, gastvrij, kortom: die jekoninklijk behandelen... in de ogen van God.

"Wat je voor de geringsten hebt gedaan, heb je voor mij gedaan..." Jezus identificeert zich juist met hen, met ons, als we niet op ons best zijn.

Hij identificeert zich met degenen die op hun beurt moeten wachten, van het kastje naar de muur worden gestuurd, radeloos zijn. Of zich eenzaam voe
len, vol pijn, schuldig, onbegrepen, hulpeloos...

Hoe de 'geringsten' behandeld zijn, dát is de maatstaf die deze koning, deze Mensenzoon op de troon, hanteert. Als zij zeggen: "Ja, deze persoon heeft mij koninklijk behandeld", dan komt hij of zij aan de rechterkant, de goede kant, terecht... Zo niet, dan horen we in het vervolg van het evangelie wat hun te wachten staat.

Koninklijk dóen en laten volgens de Blijde Boodschap maakt onszelf én de ander én Jezus tot koning! Een Opdracht dus, als uitdaging voor ons leven van alledag...