God dienen en mensen

Gust Jansen

Gust Jansen

In supermarkten lopen ongemerkt af en toe mensen rond die de producten in de winkel keuren. Zijn ze vers genoeg? Klopt de houdbaarheidsdatum? Zit er
 echt evenveel in als op de verpakking vermeld staat? Het is de Keuringsdienst van Waren. Het is al een oude instelling, die voor onwetende klanten
de boel in de gaten houdt. Verder zijn er tegenwoordig televisieprogramma's die namens de consumenten kritisch naar allerlei producten kijken. Ook belangrijke mensen worden gekeurd, bijvoorbeeld bij een koninklijke onderscheiding. Mensen in de politiek worden ondervraagd, en wetenschappers kunnen niet zomaar van alles beweren. Hun woorden worden nauwlettend getoetst.

In de tijd van Jezus gebeurde dat ook. Er waren farizeeën en wetgeleerden, die een soort ijkmeesters waren van alles wat er op gelovig gebied verkondigd
 werd. Het is een eenvoudige vraag die ze stellen. Wat is nu tussen al die duizenden wetjes en voorschriften het belangrijkste gebod? Een eenvoudige vraag, met een eenvoudig antwoord in de trant van de rijdende rechter: 'Dit is mijn uitspraak en daarmee zult u het moeten doen.' Het was hun bedoeling
Jezus in verwarring te brengen. Dat is hun niet gelukt.

Het zou óns wel in verwarring kunnen brengen, want diezelfde vraag kan ook aan ons gesteld worden. Misschien is dat ook wel de bedoeling van dit verhaal. Lukt het ons een beetje God te beminnen en van onze naaste te houden zoals wij van onszelf houden? Doen wij waarin wij geloven?

Het bijzondere van Jezus' antwoord is de verbinding die Hij legt tussen de liefde voor God en die voor je naaste. Ze zijn gelijkwaardig. De ene weegt
 niet zwaarder dan de andere. De ene kan alleen maar bestaan dankzij de andere; wie God wil ontdekken, God wil zien en voelen, kan dat alléén maar door van de naaste te houden als van jezelf.

Jezelf liefhebben begint met te geloven dat je er mag zijn, dat God van jóu houdt, je waardeert en respecteert. Hij houdt van jou met al je tekorten e
n gebreken; dus houd ook maar van jezelf met al je mankementen; God doet dat ook!

En zo moet ik ook houden van anderen, die net als ik hun minder aardige kanten hebben, maar ook heel veel móoie kwaliteiten... En wie elkaar waarderen en goed doen, die doen God goed. Wie de naaste dus liefheeft, maakt God openbaar, maakt God bekend.

Hij, Zij staat niet ergens hoog in de sterren, is geen onzichtbare macht die er ooit geweest moet zijn. God is geen dwingende grootheid. Wie Hij is en wat Hij doet, horen we in de eerste lezing. God is medeleven. Als de noodlijdende roept, hoort God hem of haar en Hij zal luisteren. En zo behoren wij het ook te doen, want "vergeet je eigen komaf niet", lijkt God te zeggen.

Jezus brengt al die voorschriften en geboden, waarmee de Bijbel en het leven volstaan, terug tot de kern, even eenvoudig als onthutsend: God is alleen
God als er medeleven op staat. Mens is alleen mens als er medeleven op staat; daarover hoorden we Paulus in de tweede lezing, wanneer hij in feite spreekt over de participatiesamenleving in Tessalonica toen.

De hoge God wordt naar beneden gehaald, humaan gemaakt, kun je zeggen. Maar je kunt het ook zo zien: de mens wordt omhooggetild, naar Gods beeld gemaakt.

Maar zo eenvoudig als dat klinkt, zo moeilijk is het, dát geloof vast te houden...

En dat is nu precies wat de broeders van de Gilde van het Venerabel Sacrament – in de volksmond "Lempkesgilde" genoemd – door de eeuwen heen híer, verbonden aan de Petruskerk, gepoogd hebben: God dienen én mensen; eerbied hebben voor de Eucharistie in brede zin en als broeders individueel, als mensen, aandacht hebben voor mensen om hen heen, dichtbij en verder weg. Dat wíj mede dankzij hen hier óns geloof mogen blijven vasthouden, in ons doen en laten... En dat het hén mag "verrijken". Proficiat!