Dankzij engelen van mensen

hoe nu verder?

Gust Jansen

Als profeet moet je bijna altijd de hete kastanjes uit het vuur halen; profeet zijn is geen pretje. Elia kan erover meepraten. Tegen de algemene tendens in heeft hij Jahweh’s naam hooggehouden; de priesters van de afgod Baäl (aan wie men denkt de welvaart te danken te hebben) heeft hij voor het oog van de hele natie voor schut gezet. Dat wordt hem niet in dank afgenomen. De grond wordt te heet onder zijn voeten en hij vlucht de woestijn in. Na een lange, eenzame en vermoeiende dagtocht gaat hij zitten onder een struik, waar hij beschutting zoekt tegen de nog altijd warme zon. Hij is bekaf van de tocht maar vooral doodmoe van alles wat hij heeft meegemaakt. “Het is me te veel,” zegt hij. Dan valt hij in slaap, maar een éngel stoot hem aan…

“Het is me te veel”, “Waar doe ik het voor?” De meeste mensen herkennen die ervaring. Het klinkt als een vraag. Feitelijk is het dat niet en bedoelen we: “Voor mij hoeft het niet meer, zo.”

Het kan de ervaring zijn van jou als ouder, die al voor de derde keer deze week geen gesprek met zijn of haar dochter of zoon kan voeren, die alleen een snauw krijgt als reactie op de belangstelling… Of de ervaring van die moeder die telkens iets lekkers heeft gekookt voor haar gezin en een woord van dankbaarheid zo mist. Of de ervaring van de man die al jaren op hetzelfde kantoor zit of in dezelfde werkplaats werkt en op een gegeven moment geen plezier meer heeft, nooit waardering ervaart, het echt niet meer naar zijn zin heeft: Waar doe ik het voor...?

Soms kunnen mensen echt niet meer verder. Ze hebben als Elia geweldig hun best gedaan, zich ingezet voor de goede zaak, maar ze worden niet begrepen.

Of mensen hebben naar hun mening heel hun leven God en mensen trouw gediend, en dan gebeurt er iets waardoor ze zich erg in de steek gelaten voelen door God en iedereen. Dan gaan ze moe en hevig teleurgesteld, opgebrand net als Elia, enigszins depressief, met een burn-out bij de pakken neerzitten. Het leven is dan te veel: “Voor mij hoeft het niet meer… Erger nog: laat mij maar liever dood zijn…” “Hij valt in slaap, een engel stoot hem aan…”

Gelukkig zijn er ook nú nog engelen die mensen uit hun droom kunnen helpen, die hen en ons doen opstaan soms. Engelen van mensen, die anderen over hun dooie punt heen helpen, die weten op te beuren en kracht weten te geven om weer verder te gaan.

Jezus was zo’n engel van een mens die anderen deed opstaan, liet verrijzen. Hij was Iemand die anderen nieuwe kansen bood, toekomst aanreikte, hen voedde met levenskracht, hun een duwtje in de rug gaf, een klop op de schouder, een hartelijk woord en zélfs leven schonk. Zodoende werd Hij door velen als broodnodig ervaren, als een stukje hemel op aarde; en zij begrepen wat Hij bedoelde als Hij zei: “Ik ben het Brood dat uit de hemel is neergedaald.”

Ons met Hem voeden betekent dat wij ons eigen moeten maken wat Hij zegt en doet.

Hij wil en kan ons brood, onze levenskracht zijn, de voedingsbodem voor heel ons doen en laten, ons leven. Wanneer wij worden wat we ontvangen, kunnen ook wij engelen van mensen worden, in Zijn geest. Dan kunnen ook wij anderen opbeuren, anderen soms zelfs over hun dode punt heen helpen… door slechts oog en oor te zijn… er simpelweg te zijn…

PREEK 19dhjB15