Blindgeborene opent ons de ogen

Gust Jansen

Gust Jansen

Oordelen over anderen – net als die farizeeërs toen – doen we allemaal wel eens, terwijl we eigenlijk blind en doof zijn. Vaak menen we voldoende feiten voorhanden te hebben om iemand met alle gemak te véroordelen. Maar we vergeten dat ook wíj min of meer blindgeboren of in de loop van ons leven blind geworden zijn of gemaakt voor een hoop dingen.

Vandaag vertelt Johannes ons als eye-opener het verhaal over de genezing van een blindgeborene. De kern van dit soort wonderverhalen is meestal, dat mensen die het leven niet meer zien zitten, perspectief wordt aangereikt. Mensen die zich machteloos en buiten het leven geplaatst voelen – net als die blinde toen, lijden niet langer meer aan die en die kwaal, ofwel het kwalijke soms van het leven.

Iedereen voelt zich van tijd tot tijd wel eens machteloos en/of buitenspel gezet: kijk maar naar de jongere - uw kind of kleinkind - die worstelt met zichzelf en die niet voor elkaar krijgt wat hij- of zijzelf wil; de werknemer die niet de waardering krijgt die hij zijns inziens verdient en door de crisis op straat belandt; de man of vrouw die zo'n ontwikkeling heeft doorgemaakt en door de wederhelft niet langer gezien wordt inzijn of haar eigenheid; de patiënt die stoeit met zijn leven en die de ene ziekte na de andere krijgt... Soms hoor je dan: "Je moet er maar mee leren leven".

Jezus wil ons – en de mensen toen – duidelijk maken dat dát eigenlijk een boosdoener is. Hij spuugt opzulke meningen en dat kost Hem uiteindelijk Zijn leven. Hij kijkt met andere ogen dan wij dikwijls doen. En in plaats van een straffende God – zoals de farizeeërs zich dat toen voorstelden – brengt Hij een God aan het licht die met je te doen heeft. Kwalen en ellende zijn nooit een straf van God – ook al voelt dat misschien wel zo in zo'n situatie. De Schriftgeleerden, die de blinde een zondaar noemen, zien het in Zijn ogen glad verkeerd en kijken dus niet met de ogen van God.

Je kijkt ook niet met de ogen van God als je de wonderen om je heen – en dat is het leven van alledag, met al zijn soms mooie, maar ook kleine dingen – niet wilt zien; als je alleen maar "zapt" en als het ware vluchtig met de muis van je computer langs de bladzijden van je leven bladert.

Je kijkt al evenmin met de ogen van God, als je meer oog hebt voor het handhaven – kost wat kost – van allerlei wetten dan dat je kiest voor het heil en het geluk van mensen. Daarom zijn die wetgeleerden in de ogen van Jezus de eigenlijke blinden, als ze over Hem zeggen: "Die man komt niet van God, want Hij onderhoudt de sabbat niet".

De blindgeborene – en dat kunnen wij zijn – krijgt zoetjesaan, gaandeweg, oog voor hoe je het leven kunt en mag zien. Híj opent ons de ogen voor wat echt leven en geloven is. Hij laat ons zien dat écht geloven, maar ook het échte leven, niet kant en klaar uit de hemel valt. Je moet er zelf voor openstaan – soms geholpen door anderen; zelf in beweging komen (je door de ogen wrijven); er zélf oog voor krijgen...

De verhalen in de veertigdagentijd, op weg naar Pasen - Feest van het Licht, willen ons hierbij helpen. Dat het licht van Christus gaandeweg in ons aan het licht mag komen, zodat wij genezen worden van onze blindheid soms. Daarbij wordt van ons gevraagd bij de keuzes die we maken – aldus de eerste lezing – te kijken met de ogen van God; "Leef als kinderen van het licht", horen we Paulus vervolgens zeggen. Dan komt er - zoals door God bedoeld - goedheid, gerechtigheid en waarheid aan het licht, dichtbij en wereldwijd...