Vol verwachting klopte zijn hart

Advent: vol verwachting

Gust Jansen

Onze verre, verre voorouders vierden elk jaar opnieuw in de donkerste tijd van het jaar het terugkeren van licht en leven.
Ze ontstaken vuren, aten samen en hadden ‘heerlijke avonden’…
vol verhalen voor elkaar…

In het christendom kreeg de komst van dat licht een nieuwe betekenis. De symbolen van licht en leven bleven: brandende kaarsen en groene takken; een adventskrans groeide…

Over dat licht en haar leven vertelde iemand mij het volgende: “Een aantal jaren geleden overleed mijn moeder plotseling. Het was in het najaar. Ik had het gevoel dat de hele natuur met mij rouwde. De bomen verloren hun bladeren, de vogels vertrokken naar warmere streken, de dagen werden steeds korter. Ik was heel verdrietig en het werd winter. Ik vroeg mij af of het ooit weer lente zou worden...
De decembermaand met al die feesten en zogenaamde gezelligheid vond ik het moeilijkst. Het was net of ik naar beneden gezogen werd in een steeds donker wordende omgeving. Toen dacht ik: als het maar weer eens Kerstmis is geweest, dan is het na ‘oud en nieuw’ allemaal weer voorbij. Dan wordt het vanzelf weer licht in en om mij heen.”

Over een toekomst vol licht en leven profeteerde ook Jesaja al in zijn tijd. Het waren donkere dagen in een verwarde wereld. Mensen zaten in zak en as; de vijand lag in de buurt op de loer; het water stond tot aan de lippen. Mensen snakten naar verandering en vernieuwing. Op dat verlangen speelde de profeet Jesaja in. ‘Vol verwachting klopte zijn hart.’

Hij voorspelde een nieuwe tijd, een betere wereld, waarin niemand meer tekortschiet en geen mens nog kwaad doet. Dat is te mooi om waar te zijn, denken veel toehoorders; die Jesaja is niet goed bij zijn verstand. Je moet gek zijn om zoiets te denken en het ook nog eens te zeggen. Zijn kijk op de toekomst is veel te zonnig voorgesteld; dat is niet realistisch, zouden wij zeggen...

Als Jezus eeuwen later na zijn doop in de Jordaan in het openbaar optreedt, blijkt Híj mét Jesaja te geloven in die nieuwe toekomst die hem voor ogen stond, waarin aan kleine en zwakke mensen recht wordt gedaan. Mét Jesaja droomt Jezus van een wereld vol licht en vrede, waarin alles en iedereen in harmonie met elkaar leeft. Hij maakt de mensen niet onnodig bang, hanteert nooit de botte bijl. Hij hakt onvruchtbare bomen niet meteen om, zoals Johannes voorspeld had. Hij geeft bomen die geen vrucht dragen, opnieuw de kans; hij heeft geduld met mensen. Hij slaat kaf en koren niet met geweld uit elkaar en zegt dat tarwe en onkruid samen mogen opgroeien. Hij maant ook ons tot voorzichtigheid: soms trek je met het onkruid ook de goede tarwe uit. Soms maak je met je harde hand veel meer kapot dan goed is.

Hij is een mens vol mededogen, die zondaars niet alleen maar op hun donder geeft maar ook met hen aan tafel gaat en met hen in gesprek...

Hij geeft, net als Jesaja in zijn tijd, hun en ons te denken, opdat het lichter kan worden in ons leven, in onze wereld, wanneer we gaan leven zoals Hij…
 

Printversie