Tippie en Stef

Gust Jansen

Gust Jansen

Meisjes en jongens, ik weet niet of jullie het zelf hebben gezien, maar als je eens een beetje rondkijkt, dan zie je heel veel leeuwenkoppen om je heen. ’t Is net of jullie – zoals Daniël – in een leeuwenkuil zitten... Moet je je eens  voorstellen... spannend! En ook met jullie – net als toen met Daniël – gebeurt er niks engs. “Vertrouw op God, Hij hoort je wel”, zongen we daar straks. Ofwel: “Reken maar op God,” zou je kunnen zeggen - net als Daniël dat toen deed, dan komt het goed. Dat is makkelijk gezegd: “Reken maar op God.”

Op iemand rekenen, dat is een kwestie van op iemand vertrouwen... Makkelijker gezegd dan gedaan... En dan ook nog eens op God... Wie is God? Die kun je toch niet zien. Het is net als de wind, die kun je ook niet zien maar wel voelen als het waait. Liefde ook niet. Wel dat mensen verliefd zijn, van elkaar houden. Zo is het ook met vertrouwen.

Toch heeft God zich laten zien: aan Jezus, dat kind je van Bethlehem, van wie we geboorte met Kerstmis vieren, die Man van Nazareth, die vrienden, leerlingen had met wie Hij optrok en aan tafel Brood en leven deelde, en die nog later aan het kruis de dood vond, aan Jezus kon je zien dat God er is. Hij was meer dan zomaar een gewoon mens. Als mensen Jezus toen bezig zagen, viel soms hun mond zomaar open en werden hun ogen extra groot van verwondering: “Hij deed wonderen,” zeiden ze, iets wat wij niet zo goed kunnen. Hij zorgde ervoor dat mensen verder konden leven, beter rekening gingen houden met elkaar en beter kunnen rekenen op elkaar, als ze een beetje gingen en gaan leven zoals Jezus het had voorgedaan: “Steek je handen uit de mouwen, laat door jou de zon maar schijnen, troost wie veel verdriet heeft...” zingen we straks.

Stef had een hondje gekregen. “Hoe wil je hem noemen?” had mama gevraagd. “Hondje”, zei ie. “Dat kan toch niet. Het ís een hondje. Wat is zijn naam?” vroeg zijn moeder. “Tippie”, zei Stef om mama een plezier te doen; de hond had namelijk een witte plek op zijn staartje.

De volgende dagen liep Stef de hele tijd achter Tippie aan. Hij was zo bezorgd: at en dronk Tippie wel genoeg, als hij maar niet ziek werd of werd overreden. Hij gaf het hondje water en op zondag zelfs een kommetje limonade. Hij joeg de poezen uit de buurt weg en verbood mama om te stofzuigen, want daar werd Tippie zenuwachtig van. Hij hield zijn hart vast als de kleine Tippie op straat liep. En in de hondenmand lag een extra dekentje. Stef wilde het leven van het hondje beschermen. Hij koos voor zijn leven... Tippie kon rekenen op Stef.

Wanneer wij kunnen rekenen op elkaar, dan wordt ook voor ons het leven mooier...

Daarom nam Jezus brood en deelde het de laatste avond van Zijn leven rond, omdat we elkaar zo broodnodig hebben om het leven mooi te maken, omdat we God nodig hebben om te leven, te overleven, net als Daniël in de leeuwenkuil, net als Jezus met Pasen, net als Tippie en Stef...