Het moet anders...

Johannes de doper, advent

Gust Jansen

Wist u, dat een trein niet over de rails kan als er geen dwarsliggers waren? En zo is het ook met de samenleving en de kerk. De samenleving zou niet vooruitgaan, de kerk zou niet verder komen als er alleen maar brave meelopers, geen lastige dwarsliggers waren. We hebben op zijn tijd mensen nodig, die wel eens dwars tegen alles en iedereen ingaan, en zeggen: daar doe ik niet aan mee, of zo kan het niet verder…

In de geschiedenis van het joodse volk waren dat vaak de profeten. Baruch was er zo eentje. Het joodse volk is gedeporteerd door de grootmacht Babylon en leeft in ballingschap. En terwijl iedereen denkt: ‘Gods liefde voor ons is voorbij, we hebben het er zelf naar gemaakt, we moeten er ons maar bij neerleggen’, zegt de profeet: ‘Mensen van Jeruzalem, leg je rouwkleed af en maak je mooi; eerst verdreven, keren we stráks met opgeheven hoofd terug naar huis. God brengt ons naar het licht; gerechtigheid en genade zullen ons deel zijn.'
Dat is andere praat, dwars tegen wat-iedereen-denkt in; dat zijn, in een hopeloze situatie, woorden van hoop. En aangestoken door die hoopvolle woorden gaan er meer geloven in de woorden van die dwarsligger.

En Johannes de Doper - jaren later - was er ook zo een. Hij is eerst de stilte van de woestijn in getrokken en de stad ontvlucht, de stad waar zoveel onrechtvaardige dingen gebeurden, zoveel onvrede heerste. Maar bij nader inzien vindt hij zich misschien laf en in ieder geval voelt hij zich door God geroepen de woestijn weer te verlaten en de woestijn van de stad in te trekken, om daar Gods dwarsligger te zijn en het onrecht aan te klagen.

Terwijl keizer Tiberius, zijn landvoogd Pontius Pilatus en diens zetbaas Herodes dachten alles goed te doen - en de hogepriesters Annas en Kajafas dachten dat het allemaal goed ging met geloof en godsdienst – trekt er een rare vogel door de Jordaansteek, die verkondigt dat het hoog tijd wordt dat de mensen anders gaan leven dan al die hoge heren willen.

God wil iets heel anders, zegt Johannes, bekeert u daarom van uw zonden. De mensen, zegt de Doper, moeten de bergen van egoïsme afgraven, stapels ongerechtigheid opruimen, ophouden met slinkse wegen te gaan en recht door zee gaan en niet wat krom is recht praten. En dan, zegt Johannes, zal de wereld Gods Rijk gaan worden.

Maar helaas, nog altijd wordt er niet genoeg gedaan wat er deze dagen zo blij gezongen wordt: Eerlijk zullen we alles delen… Natuurlijk, er zijn best al heel wat plekken waar alles eerlijk gedeeld wordt; er zijn best oases van goedheid, maar nog veel en veel te weinig. Er is in onze wereld ook nog heel veel dorre woestijn, omdat er niet gedeeld wordt.

Een monnik, die als Johannes woonde aan de rand van de woestijn, legde zijn oor op de woestijngrond en luisterde. "Wat hoor je?" vroeg een metgezel. "Ik hoor de woestijn schreien", zei hij, "want zij zou zo graag tuin worden…

Pas als we eerlijk alles delen, kan de woestijn een tuin worden en onze wereld Rijk van God… Verlangend zien we daarnaar uit…