Geen goedgelovige dwepers maar geloofsgetuigen

Steven Barberien

Steven Barberien

Geloven in de verrijzenis is heel moeilijk. Overal om ons heen zien we dat de dood definitief is. “Er is nog nooit iemand teruggekomen”, zegt men dan. Inderdaad, nog nooit iemand, behalve Jezus! Dat verrijzenisgeloof moet steunen op waarachtige gebeurtenissen en feiten; anders kunnen we er geen geloof aan hechten. Verrijzenis: dat is onmogelijk!

Dit ongeloof zien we dan ook bij Maria Magdalena. Het lege graf kan haar niet overtuigen: “Ze hebben Hem weggehaald.” Ook geloven de apostelen de vrouwen niet, als ze komen vertellen dat ze een engel hebben gezien die zegt dat Jezus leeft. “Beuzelpraat, kletspraat!” De Emmaüsgangers vertellen tegen de vreemdeling die met hen meeloopt: “Tja, het graf was wel leeg en enkele vrouwen brachten ons in
verwarring met hun praatjes over verrijzenis. Maar dat kan niet!” Steeds weer stuiten we op ongeloof.  

De verrijzenis is een gedachtespinsel, want een gezond verstand kan daaraan geen geloof hechten..., tenzij... tenzij er natuurlijk feite
n zijn, bewijzen... dat er ooggetuigen zijn... Pas wanneer Jezus zelf verschijnt, komt men tot geloof.  Maria Magdalena herkent de Verrezene in de vermeende tuinman, die haar aanspreekt. De Emmaüsgangers herkennen Jezus in de vreemdeling, wanneer die met hen het brood
breekt. En vandaag zien de apostelen hoe Jezus in hun midden staat en hun laat zien dat Hij werkelijk verrezen is. De tekenen van het kruis
 laten zien dat Hij niemand anders kan zijn dan Jezus.

Maar ook dan laat de Schrift zien dat de getuigen van de verrijzenis geen naïeve, goedgelovige dwepers zijn. Thomas gelooft het zelfs niet op het woord van zijn beste vrienden. “Ik moet Hem zélf zien en voelen vooraleer ik dat kan geloven”, is zijn reactie. Wanneer hij acht dagen later Jezus kan zien én voelen, is zijn getuigenis des te waardevoller voor ons: “Mijn Heer en mijn God!” Geen gedachtespinsel, geen filosofisch of theologisch bedenksel, maar een werkelijkheid waar hij niet omheen kan: Jezus is daar fysiek aanwezig.

Geloof is het wapen waarmee we overwinnen... Geloof maakt dat we één van hart en ziel zijn: kinderen van één en dezelfde Vader in de hemel. Het is dus maar goed dat ons geloof steunt op betrouwbare getuigen.  Geen dwepers of godsdienstwaanzinnigen, maar mensen met een gezond verstand, die eerst wilden zien wat ze niet konden geloven... Mensen die geloven, omdat ze het met eigen ogen hebben gezien... Hun geloof wekt in ons bewondering op, maar hun ooggetuigenverslag wekt in ons geloof op. Want wij geloven niet omdat we gezien hebben, maar omdat anderen gezien hebben en daarvan getuigen...