Dwarsliggers gevraagd...

Johannes de Doper glas-in-lood

Cees Remmers

De trein kan niet over de rails als er geen dwarsliggers waren. En zo is het ook met de samenleving en de kerk. De samenleving zou niet vooruit gaan, de kerk zou niet verder komen als er alleen maar brave meelopers en geen dwarsliggers waren. Samenleving en kerk hebben op zijn tijd mensen nodig, die wel eens ergens dwars tegen ingaan en zeggen: daar doe ik niet aan mee of zo kan het niet verder; het moet anders...

Johannes de Doper was er zo één. Hij is eerst de stilte van de woestijn ingetrokken en de stad ontvlucht, de stad waar zoveel oneerlijk dingen gebeurden en zoveel onvrede heerste. Maar bij nader inzien vindt hij zich misschien laf en in ieder geval voelt hij zich door God geroepen de woestijn weer te verlaten en terug  de stad in te gaan om daar Gods gelovige  dwarsligger te zijn en het onrecht aan te klagen.

Terwijl keizer Tiberius, zijn landvoogd Pontius Pilatus en diens zetbaas Herodes meenden alles goed te doen en de hogepriesters Annas en Kajafas dachten dat het allemaal goed ging met geloof en godsdienst, trekt er een rare vogel door de Jordaanstreek die verkondigt dat  het hoog tijd wordt dat de mensen anders gaan leven dan al die hoge heren willen.

God wil dat u anders gaat leven, zegt Johannes. We moeten, zegt de Doper, anders gaan leven, we  moeten de bergen van egoïsme afgraven, stapels ongerechtigheid opruimen, niet langer slinkse wegen gaan, maar recht door zee gaan en niet wat krom is recht praten. Pas dan, zegt Johannes, kan de wereld Gods Rijk worde, de woestijn vruchtbaar land..

Nog altijd is er veel woestijn in onze wereld… Gelukkig (en dat moet ook gezegd!) zie je op veel plekken ook oases van goedheid. Maar  nog  niet voldoende, omdat we nog niet genoeg doen wat we zingen: ”Eerlijk zullen we alles delen…” Wat er fout is bij name durven noemen, niet bang zijn om te zeggen waarin we met elkaar tekortschieten, durven zeggen wat er in onze samenleving of onze kerk niet deugt... Dat kunnen we leren van Johannes de Doper.

Soms is het onze plicht te spreken, maar ik denk dat je meer recht recht van spreken hebt als je ook op tijd doet wat Paulus deed  in zijn brief aan de parochie van Filippi. Ik dank de goede God - schrijft hij -  voor wat jullie allemaal aan goeds doen… Telkens als ik aan jullie denk wordt ik blij en dankbaar…

Op tijd dwarsliggen mag, elkaar op onze fouten wijzen moet soms, maar we hebben pas echt recht van spreken - en dat kunnen we van Paulus leren - als we elkaar ook op zijn tijd zeggen wat je in iemand bewondert, als we ook zeggen waarin hij of zij goed is en als we dank je wel zeggen voor alle goeds dat een ander je biedt. Het latijnse woord voor zegenen is bene-dicere. Dat is letterlijk vertaald: 'Het goede zeggen'….Als we in plaats van alleen maar de mankementen van iemand te noemen, ook eens het goede van een ander aan hem of haar zouden vertellen, dan wordt ons zeggen een zegen…

Zo kun je soms door dwars te gaan liggen (zoals Johannes), soms door je waardering uit te spreken (zoals Paulus doet), van een stukje woestijn een stukje tuin maken… En zo groeit het licht in en tussen mensen… en woont God onder ons… Verlangend zien we daarnaar uit…                                                                                          

Printversie